woensdag 11 februari 2009

Mijn spannende leven pt. 4 - Ziek

KutVerdeTyfusKloteRukReumaTarrelsKotsendeSchijtzooi.
De zeven wachters van de langdurige ziekte staan aan mijn zijde. Prikken mij met hun drietanden in mijn maag en spugen al lachend mijn gezicht vol ranzige bacteriesmurrie.
Zij stoken het vuurtje dat in de krochten van mijn lijf is gaan branden nog wat verder op. “Branden zul je! Branden!”

Nee, het is geen pretje, ziek zijn. Hulpeloos vanuit je doorweekte bed iets leuks vinden op tv, op zondag, om 12.35. Terwijl je wilt slapen. Maar door de marathon-slaapsessie van vannacht (17 uur geslapen en nog nooit zo uitgeput gevoeld) is die droom ver weg.
Het is wachten tot je tijdens een kuttige B-film besluit dat soms eindeloos woelen beter is dan de nieuwe ‘Indiana Jones’ of de huidige Hollywood topper ‘The House Bunny’ helemaal uitzitten (onmogelijk). Wat komt er toch gruwelijk slechte pulp uit dat filmgehucht. En dus woel je verder. Drijven je gedachten verder en verder af en geef je tenslotte ijlend de zeven wachters de kans zichzelf nader te verklaren.

Moi: “KutVerdeTyfusKloteRukReumaTarrelsKotsendeSchijtzooi. Waarom moet mij dit weer overkomen.”
1e Wachter (Gele ogen, overdreven beleefd. Voor een koortsdemoon): “Heeft u ook bier? We krijgen het redelijk warm van dat vuurtje en aangezien we er al een flinke werkdag op hebben zitten lusten wij, voor zover ik voor de rest van mijn kompanen mag spreken, best wel een goudgele koude rakker. Als het niet teveel moeite is”
2e Wachter (ruikt naar Zwitsal): “JAAAAA! Bierrrrrrrrr! Daar ga ik zo heerlijk van pissen! Yi-haaaa!”
Moi: “Shhht. Ik probeer te woelen. Waarom moeten jullie nou net mij hebben?”
1e Wachter: “Ach, welnu, dat zit zo. De afgelopen maand hebben we u met rust gelaten, terwijl wij alle kans hadden om u aan te pakken. Gij bent in de hele maand januari volgens mij ongeveer drie maal vóór middernacht gaan slapen. De rest van de tijd heeft u gefeest, elke vorm van maatschappelijke normen overschreden, onbedaarlijk veel geld uitgegeven en slecht gegeten. Ik bedoel: een week lang leven op bier, tosti’s en bitterballen getuigt nu niet echt van veel intelligentie. Wel leuk natuurlijk, maar laten we reëel zijn: u vroeg er wel een beetje om. En Red Bull is een duiveltje vermomd als de urine van engeltjes. Maar dat moet u voor zich houden. Als het u blieft.”
2e Wachter: “En toch lieten we je met rust! Zonde achteraf. Jammer ook.”

De 3e Wachter (tatoeage van een vishaakje op zijn linkerbil) gaat met zijn blote anus op mijn voorhoofd zitten en steekt van wal:
“Heerlijk, verse menselijke koortsdampen. Geen Turkse sauna die ertegen op kan. Daar gaan mijn poriën altijd lekker van open staan. Ik heb namelijk een beetje last van schrale huid, daaronder. Een biertje erbij zou inderdaad fantastisch zijn. Rolf, ga jij eens kijken waar de koelkast is!”

Moi: “Wie is…”

3e Wachter: “Rolf is wat jij de 6e Wachter (Rolf, BierHaalBitch) zult noemen. Die gast die nu met zijn hoofd in jouw koelkast hangt.”

Rolf: “Geen bier, alleen sapjes en andere laffe drankjes.”
3e Wachter: “Aaaah! Ik lust die vruchtenmeuk niet. Ik wil dronken worden! Dronken ben ik namelijk pas écht goed irritant, ik moet geïnspireerd worden. Die standaard koorts/ nachtmerrie/ maagkramp routine die ken ik nou wel. Ik wil het beste in mij naar boven brengen om jou een zo origineel en pijnlijk mogelijke koorts te bezorgen!”

Rolf: “Wokkels iemand?”

4e Wachter (demoon die mij om de minuut in mijn gezicht swaffelt): * pets * “Hahahaha!”
5e Wachter (vuistdiep in mijn dunne darm): “Wokkels zijn zó saai. Ik heb meer zin in iets warms. Iets heets. Zoek eens naar iets…”

In de verte klinkt een stem en een continu gebonk. Het geluid komt dichterbij en wordt luider en luider tot het een oorverdovend lawaai is.
Ik schrik gillend en gutsend van het koude zweet wakker en de demonen verdwijnen. Kreunend draai ik me op mijn zij en trek de dekens aan de kant. De kou is van Arctische proporties. Onmenselijk. Mijn voorhoofd ruikt naar blote billen.

Weer wordt er op de deur geklopt. Ik roep nog ‘momentje’ naar de klopper aan mijn deur en sta op.
Het moment dat ik rechtop sta schieten er zeven demonen van achter mijn bank vandaan. Gierend, bulderend van het lachen word ik gebodycheckt, waardoor ik dubbelklap en kokhalzend op de grond val. In een panisch-agressieve geluidsgolf denderen alle zeven over mij heen. ‘Stapelen!’ hoor ik links en rechts en voornamelijk bovenop mij. Ik zak telkens verder af, het diepe in. Nu weet ik het zeker, dit is geen droom, het is werkelijkheid. Ik ben aan het verdrinken in mijn eigen zweet, kilometers diep onder een oneindig lijkende massa demonen, happend naar adem. Mijn longen vullen zich met het vocht dat onophoudelijk over mij wordt uitgestort en hoe dieper ik ga, hoe warmer het wordt.
Dit is het einde…

Opeens is er een straaltje licht. Piepklein en behoorlijk ver weg nog. Wanneer ik mij meer concentreer op het licht zie ik een hand mijn kant uitreiken. Met alles wat ik in mij heb rek ik mijn arm en kom in contact met de hand. Het contact doet mijn hele lichaam sidderen en beven. Het trillen wordt zo heftig dat de demonen en het vocht om mij heen haar grip op mij lijken te verliezen, waardoor ik mij langzaam omhoog kan bewegen, richting het licht.
Met wrikken, draaien, krabben en huilen wurm ik me onder de gekte vandaan en beland in het licht.
Uitgeput kruip ik richting de deur. Op slot. Ook dat nog.
Ik vind de sleutel en draai het slot open. Als ik me omdraai zie ik dat de demonen nu écht zijn verdwenen.

Met tranen in mijn ogen van geluk trek ik de deur open en begin te ratelen:
Moi: “Oooh, wat goed dat je bent langsgekomen, ik ben zo vreselijk aan het ijlen, zooo ziek. Ik heb een sapje nodig, een koel fris opgemaakt bed, ik moet naar …”

Dan pas zie ik dat aan de andere kant van de deur, een bekend gezicht staat.
Dit gaat nog lang duren.

Rolf: “Hey jongens, zijn buren hadden nog een kratje, in ruil voor een jaartje geen ziekte!”
7e Wachter: “Moeten we ons daar echt aan houden?”
Rolf: “Mwah, alleen zolang we nuchter zijn.”
4e Wachter: * pets * “Hahahaha!”
7e Wachter: “Mooi! What comes before Part B?”
Allen in koor: “Part Aaaaaaaaaaaaaaa!”

En het bleef nog lang onrustig in mijn hoofd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten