Hij was jarig vandaag. Dat werd hem en de rest van de buurt pijnlijk duidelijk gemaakt door een pop van stro in de voortuin. Met daarnaast een kartonnen bordje die de tekst
‘Abraham!!! 50 jaar!!! Jippie!’ las. Zijn schoonzoon, aan wie hij nu een nog grotere hekel had, had de avond daarvoor briefjes opgehangen langs de openbare weg. Die briefjes toonden een zwart-wit kopie van zijn portretfoto, vorig jaar genomen tijdens het kantooruitje in Bob’s Party Saloon te Uitgeest (
ka-ching). Onder die foto, stond de tekst
‘Toeteren! 50 jaar!’.
Dus werd er nu de hele dag door om de paar tellen getoeterd. En dat was behoorlijk vervelend.
Hij stond op van het gezelschap dat in de woonkamer aan de koffie en gebak zat. Ze keuvelden allemaal zo lekker zinloos over grappige anekdotes, met wie de buurvrouw van twee deuren verderop het nu weer deed en de vorderingen van de kids. Altijd weer die kinderen. Doodvermoeiend.
Op de wandklok zag hij dat het pas kwart over elf ’s ochtends was. Deze ongein zou nog de hele dag duren en er zou ’s avonds een verrassing zijn. Verrassingen zijn de ergste vorm van collectief leedvermaak. Zo’n lullig liedje, met in plaats van de oorspronkelijke tekst, een tekst die is aangepast naar de situatie van de Verrassing-ontvanger. Of van die Windows-media-maker (bij het grote publiek beter bekend als
‘het programma waarin Fitna is ge-CTRL-C / CTRL-V’d') kutfilmpjes, waarin foto’s worden afgewisseld met teksten als
‘En dat ging nog de hele avond door!’ of
‘Gelukkig hebben we de foto’s nog’. Verrassingen. Ongelooflijk. Nooit eens die ex-soapie met een kartonnen cheque ter waarde van een paar ton op de stoep, nee een sneue pop en dito toeter A4-tje.
In de verte claxonneerde een auto.
Hij liep van de woonkamer de keuken in en deed daar de deur achter zich dicht.
Hij leunde tegen het aanrecht en prevelde hoofdschuddend: “laat dit als-je-blieft zo snel mogelijk voorbijgaan."
Na een tijdje trok hij de koelkast open en snoepte wat kaasstukjes weg van de zorgvuldig voorbereidde plateau met hapjes.
In de verte claxonneerde een auto.
Hij verbloemde het ontstane gat op de hapjesschaal door de andere kaastukjes wat breder uit te spreiden en deed de koelkast weer dicht. Daarna schonk hij zijn kopje koffie nog eens vol en bereidde zich weer voor op de keuvelkamer. Net op het moment dat hij weer die kant op wilde gaan, ging de telefoon. Met haast onmenselijke snelheid sprong/ sprintte/ snelde hij naar de telefoon en zei:
- Ja met mij! U spreekt met mij.
Vanuit de woonkamer hoorde hij zijn vrouw ‘Heb jij hem, schat?’ snerpen.
- Ja ik heb hem hier!
-
Heb je het tegen mij? Werd er aan de andere kant van de lijn gevraagd.
- Nee. Jawel. Net niet, nu wel. Met wie spreek ik.
-
Met mij. Werd er hees geantwoord aan de andere kant van de lijn.
De jubilaris verschoot van kleur en blikte angstig richting de keuvelkamer. Het gezoem van zelfvoldane mensen op middelbare leeftijd hield aan, de kust was nog veilig.
- Waarom bel je me hier? Wat als mijn vrouw had opgenomen? Ben je helemaal gek geworden?
Siste hij de andere kant van de lijn toe.
-
Het maakte me niet uit. Het is verdorie je verjaardag. Ik wilde je persoonlijk spreken en feliciteren. Bij dezen. - Ja, bedankt. Maar dit is onacceptabel. Je had me op mijn mobiel kunnen bellen. Dat heeft mijn vrouw niet door.
-
Denk je dat echt? Vroeg de stem aan de andere kant van de lijn.
- Ik moet gaan, mijn vrouw komt er aan gelopen. We spreken elkaar later. Dit krijgt een staartje!
-
Dat denk ik ook.De jubilaris gooide de hoorn op de haak en liep met een bijgepleisterde glimlach terug de woonkamer in.
“Wie belde er lief?”
‘Een van de jongens van kantoor. Om me een fijne verjaardag te wensen. Erg attent.’
“Inderdaad, wat vriendelijk. Was het Robert?”
‘Ja, Robert. En ik hoorde je Peter continu zingen in de achtergrond.’
“Leuk! Koffie nog? Iemand?”
De koek werd geslikt. In de verte claxonneerde een auto.
De Jubilaris ging weer in zijn stoel met armleuningen zitten. Hij pakte een van de boeken die hij had gekregen van de buren en bestudeerde de achterflap.
Vijftig jaar is niet oud – alledaagse tips om jong te blijven, was de volledige titel van het boek. De buren hadden opzichtig gegniffeld bij het uitpakken van het kado, om aan te geven dat het als een knipoog bedoeld was, dacht hij eerst. Maar toen hij er nog eens over nadacht kwam hij tot de conclusie dat ze dit waarschijnlijk écht heel erg grappig vonden. Wat best wel weer treurig was.
De achterflap vertelde wat over de praktische toepassingsmogelijkheden van de tips in het boek en dat de auteur een echte autoriteit was op het gebied van… wat eigenlijk. Wat betekent deze zin?
‘Na jarenlange studies en onderzoek naar het vergrijzingfenomeen in Europa en dan specifiek Nederland en België, is auteur Gerard Grobben een jaar lang intensief bezig geweest met een formule of levensvisie zo u wilt, die mensen op leeftijd in staat stelt te functioneren in een telkens snellere en geïsoleerde maatschappij.’ WTF???
Hij overwoog om met het boek ter hand allerlei maatschappelijk geaccepteerde zaken te gaan ondernemen. Zelf een bus instappen en dan woest de bus doorstuiteren met de boodschap:
“JAAAAA! IK KAN HET NOG! WOEHOE! Check me out, I’m riding a bus. Me and my stupid book.”
Misschien moest hij proberen het boek volgend jaar weer terug te geven aan de buren. Ze waren de vijftig weliswaar allang gepasseerd, maar misschien was dat juist een voordeel. Opnieuw inpakken en aanprijzen als een meesterwerk op het gebied van cultuuranalyse, met een duidelijke Joods-christelijke inslag. En het dan uiterst enthousiast aanprijzen. Zoiets.
De buren zouden
‘Who is Nailin Palin’ nog kijken als het werd aangeprezen als een semi-erotische analyse van de Amerikaanse presidentsverkiezingen met een duidelijke Joods-christelijke inslag.
Hij legde het boek opzij en keek weer om zich heen. Verjaardagsfeestjes zuigen hard. Jubileumfeestjes zo mogelijk nog harder.
In de verte claxonneerde een auto.
Later die dag. Ergens begin van de avond.
Dat kon je zien aan de lichte schemering.
En het feit dat de koffie was vervangen door pils en zoete witte wijn.
Het werd er in elk geval wat gezelliger op.
De jubilaris stond omringd door ‘lang zal hij leven’-de vrienden en familie om hem heen in de voortuin naast de pop van stro. Iedereen zong, lachte, rookte sigaren en dronk. Iedereen had het naar zijn zin.
Behalve de jubilaris. Die vond er nog steeds geen zak aan.
Dat kon ik duidelijk zien, want ik stond in het kringetje mee te zingen. Ik kende de beste man nauwelijks, maar mijn vriendin van toen was een kind aan huis.
Ariël heette ze.
Ariël vond het niet erg als ik grappen maakte over de kleine zeemeermin, als ik maar niks zei over het wasmiddel. Daar ging ik mee akkoord, want ze was nou eenmaal oogverblindend mooi. Stralend wit so to speak.
Ik leerde haar kennen buiten een kroeg, nadat ik een avond lang was afgewezen door elke dame in de kroeg.
- Hoi! Kom je hier vaker? Ja? Ik ook! Heb je zin om bij mij thuis een *wink* filmpje te gaan kijken *wink*? Nee. Is dat je zus? Serieus!?! Kom jíj hier vaker? Heb je zin om bij mij… -
Het fiasco werd mede mogelijk gemaakt door Gin en tonic, dus toen ik tegen sluitingstijd mijn hoofd op de bar positioneerde om het gewicht van mijn telkens instabieler wordende nek te halen, zei de barman iets in de trant van ‘volgens mij heb je genoeg gehad’.
Om te bewijzen dat dat niet zo was stelde ik een whisky contest voor, die ik verloor, vervolgens stelde ik een vechtpartij voor, die verloor ik ook en tenslotte stelde ik voor om ergens wat te gaan drinken. Dat was prima, luidde het antwoord van de overdreven gespierde uitsmijter, maar niet hier!
Het was me gelukkig wel gelukt om een halfvol biertje van de bar mee te graaien onderweg naar buiten, dus zat ik nu in een halfverlicht steegje tegen een winkelpui aan gemoedelijke drinking songs te zingen en ondertussen een pislauw biertje weg te zetten.
Uit het niets kwam er een dame naast me zitten.
Ik zei: ‘Zo-hooo, jij bent geil. Neuken?’
Zij keek me alleen aan en zei: “Wat ben jij een flapdrol zeg. Ik heet Ariël.”
Moi: ‘Boeiuh! Gaan we neuken?’
Ariël: “Nee, je bent dronken en je stinkt naar pis en iets zuurs.”
Moi: ‘Ah, je bent een IJsprinses. Cold as Ice! One day you’ll pay the price. Ijskoud de lekkerste.’
Ariël: “Dat is helemaal nergens op gebaseerd. Je kent me niet eens.”
Moi: ‘Aha! Daar vergis je je in. Ik ken jou maar al te goed tutje! Wist jij, WIST JIJ, dat JIJ voor ongeveer 50% uit bevroren water, 30% silicaathoudend gesteente en 20% bevroren methaan bestaat? Technisch gezien ben je dus een Ice Queen.’
Ariël: “Waar heb je het over?”
Moi: ‘Inderdaad! Waar heb ik het over!’
Zoals verwacht werd ik de volgende dag wakker op een kussen van voluptueuze borsten en zijdezacht haar. Na een paar weken vergaf ze me zelfs dat ik haar aan al mijn vrienden had voorgesteld als Annabel.
Ariël is nog steeds een gok.
Maar goed, we dwalen af. De jubilaris stond zichtbaar met tegenzin in de voortuin liedjes te luisteren. Na afloop gaf iedereen hem een amicale schouderklop of handdruk, dus ik deed vrolijk mee. Ik was daar immers te gast en dronk een best goed te pruimen Chardonnay.
Toen de liedjes klaar waren er talloze auto’s hadden geclaxonneerd en de pop van stro heen en weer gejonast was, vroeg de meute om een toespraak van de jubilaris.
Met tegenzin nam hij het woord.
Jubilaris: “Beste vrienden, vriendinnen, familie en dierbaren. Allereerst wil ik jullie danken voor jullie komst en jullie suffe kadootjes. Ik hoop dat jullie je flink te goed doen aan de dure flessen wijn (check) en luxe hapjes die ik heb laten bezorgen. Dit soort feestjes maken een kerngezonde man in vierentwintig uur stokoud. Ik hoop dan ook dat het snel voorbij is. Ik ben het ook helemaal zat om te moeten liegen, om te moeten verbergen wat ik echt ben en wat ik echt voel. Fuck it – zei hij terwijl hij zich naar zijn vrouw omdraaide – Truus, ik ga bij je weg. Ik hou al zeker tien jaar niet meer van je. Ik ga ook al geruime tijd met een ander.”
Ik was eigenlijk van plan om ergens een nieuw glas wijn te scoren, maar besloot met een grijns van oor tot oor om de afloop van deze tragedie in de dop te bekijken.
Je moet wat overhebben voor een nieuw blogje.
Het gezin reageerde geschokt, Truus brak in tranen uit, haar broer keek de jubilaris dreigend aan en naast mij stokte iemands adem.
De jubilaris vervolgde: “Ik ga bij je weg Truus. Ik wil je danken voor alle mooie jaren en alle keren dat je voor mij klaarstond. Maar dit zijn jouw vrienden, dit is jouw leven. Ik doe maar gewillig mee, loop er een beetje achteraan. Het is tijd dat ik een leven voor mezelf opbouw. Dit wordt ook écht de eerste dag van de rest van mijn leven.”
Hij leek zich nu naar mij te draaien, maar keek net langs me heen.
“Ga met me mee. We trekken samen weg, naar het buitenland. Op zoek naar avontuur, zoeken naar ons stukje bountyparadijs op aarde. Kom Ariël, toen je me vanmiddag belde wist ik het al. Sorry voor mijn reactie, maar ik heb je meer lief dan wie of wat dan ook op deze planeet. Zonder jou voel ik me een robot, leeg en dood van binnen, beroofd van mijn ware identiteit. Ga met me mee. Jij en ik.”
Gek genoeg was ik de enige die het nodig vond om te reageren.
Moi: “WTF??? Hoe bedoel je? Neuk jij met dat rimpelige veenlijk daar?”
Ariël (zichtbaar geëmotioneerd): ‘Ik, ik …. Weet even niet wat ik moet zeggen. Ik denk dat het niet verstandig is om hier nu op in te gaan.’
Truus: “Hoer! HOER! Ik geef je al jaren te eten, onderdak, liefde en als dank pik je mijn man bij me weg. Hoer.”
Dit ontaarde in een collectief hysterisch geschreeuw tussen beide dames, wat mij nog het meest op een ‘I did both your sisters, and your Mom!’- episode van Jerry Springer. Om niet te breken met die stijl stormde ik op de jubilaris af en begon dreigend tegen hem te sissen dat ik hem kapot zou maken, dat vandaag de laatste dag van zijn leven was en meer van dat soort onoriginele, uitgekauwde dreigementen.
Ineens rolden we in elk geval over het gazon. Vechtend, schreeuwend, spugend en hevig hijgend.
Hij leek jammer genoeg te winnen, toen we een auto hoorden claxonneren. Niet als alle anderen, dit was duidelijk geen ‘hieperdepiep’- toeter, maar een ‘pas verdomme op!’- toeter.
De doffe klap die volgde zorgde ervoor dat de hele chaos stilviel.
Toen ik was opgestaan zag ik Ariël bloedend op straat liggen, ongeveer vier meter bij de auto vandaan.
Ze was best wel dood.
Ik rende de kamer binnen, jatte een fles wijn mee en sprong op de fiets. Ik had geen zin om haar opgeraapt te zien worden als een natte theedoek, ingepakt te worden in een witte volledig sluitende etui. Ik wilde het hier gewoon bij laten. Doen alsof de relatie gewoon was overgegaan.
Ik stopte vlak bij een vijver en ging aan de kant zitten.
Die avond dronk ik mezelf blauw, sliep in het gras en zong de hele avond
‘Als je van beren leren kan’ en
‘Hakuna Matata’.
Ik ken namelijk geen liedjes uit De Kleine Zeemeermin.
In de verte claxonneerde een auto.